In ieder leven zijn een paar van die momenten te benoemen die bepalen hoe je verdere leven verloopt. Je moet kiezen: ga je linksaf of rechtsaf? Voor Jan van den Heuvel was het aanbod dat hij van Heineken kreeg zo’n bepalend moment. Hoe anders zou zijn leven zijn gelopen als hij ervoor had gekozen om voor de bekende bierbrouwer de wereld over te reizen? En hoe had Van den Heuvel Afbouwgroep er dan nu voor gestaan? Jan besloot het aanbod van Heineken naast zich neer te leggen en het stukadoorsbedrijf van zijn vader en oom over te nemen. En daarom zitten we vandaag, 26 jaar na dat aanbod, met hem aan tafel om te praten over 50 jaar Van den Heuvel Afbouwgroep.
Als kind wist Jan wel dat zijn vader een stukadoorsbedrijf had. Kan ook bijna niet anders, de loods bevond zich in de achtertuin van het gezin. ‘Ik weet nog dat er behoorlijk hard gereden werd over de oprit, je moest wel opletten’, vertelt hij met een lach. Zijn vader was er min of meer ingerold, samen met zijn broer kreeg hij de kans een bedrijf over te nemen en dat deden ze. De één haalde zijn vakdiploma, de ander het middenstandsdiploma. Samen richtten ze Gebroeders Van den Heuvel Stukadoorsbedrijf op. Het bedrijf had naast vader en oom één medewerker bij de oprichting. Het bedrijf ontwikkelde zich van VOF naar BV en verhuisde van het kippenhok naar de loods achter het huis.
Jan is één van de drie zoons van Gerard. Al op vrij jonge leeftijd hielp hij zijn vader en ome Toon mee in het bedrijf. Van het wassen van de bussen tot het vegen van de oprit. ‘Voor ons gevoel hadden we een grote speeltuin in onze achtertuin, er was altijd wat te beleven.’ Vader was bijna non-stop aan het werk, moeder zorgde ervoor dat thuis alles op rolletjes liep. ‘Zij heeft altijd álles in de gaten, ziet kansen en benoemt zaken die beter kunnen. Ik heb wel eens gezegd: zij had het leger in moeten gaan. Ze had zo een heel peloton in het gelid gekregen. Ze is een ster in motiveren en delegeren. Ik herken daar veel van mezelf in. Als ik hier in Deurne het bedrijf binnenstap, dan heb ik voor ik bij de voordeur ben al tien dingen gezien die anders kunnen. Ik heb overigens wel geleerd om die niet meer allemaal te benoemen’, lacht hij.
Vader Gerard heeft dus drie zonen, ome Toon heeft vier kinderen: twee zonen, twee dochters. Potentiele bedrijfsopvolgers genoeg, dus. En het bouwbloed bleek er bij sommigen ook wel in te zitten. Maar niet bij Jan. Hij had andere plannen, ging studeren... En dat was, in die tijd, eigenlijk helemaal niet zo ‘normaal’. Nadat hij de meao had afgerond, volgde de heao in Sittard. Vrijheid blijheid, zo zou je zijn studententijd misschien kunnen noemen. Maar wie denkt dat dat betekende ‘met minimale input, maximale output halen’, heeft het mis. Ook toen was Jan al een ondernemer in de dop. Hij dompelde zich onder in het studentenleven en organiseerde tal van evenementen in de plaatselijke kroeg, die daardoor bewonderingswaardige omzetcijfers behaalde. In het weekend ging hij naar huis, ‘biergeld verdienen’, zoals hij dat zegt. Dan werkte hij op kantoor. Want, zo was het verhaal, ‘Jan heeft letters gegeten’. Dus die was volgens pa wel op zijn plek op kantoor. Broer Twan en neven Arno en Corné werkten inmiddels ook in het bedrijf, als stukadoors.
Al die tijd had niemand kunnen voorspellen dat Jan het bedrijf zou overnemen. Daar werd thuis overigens ook nooit over gesproken. Hoe het dan wél bespreekbaar werd? Dat kwam eigenlijk door een baan die Jan aangeboden kreeg. En niet van de minste, van Heineken! Die bierbrouwerij wilde wel eens poolshoogte nemen bij die ene kroeg in Sittard De Gats die het zo goed deed. Ene Jan bleek daar het verschil te maken. ‘Dat heb ik altijd leuk gevonden: iets voor elkaar krijgen, iets organiseren. Ik was al snel voorzitter van de sooscommissie en later van de studentenvereniging.’ De vertegenwoordiger van Heineken deed Jan een aanbod. Hij kon een opleidingstraject volgen, slechts voorbestemd voor twaalf deelnemers. Na een jaar zou de helft afvallen. Zou hij het traject succesvol afronden, dan kon Jan namens de bierbrouwer de wereld over reizen.
Jan besprak het aanbod met zijn vriendin Astrid (inmiddels vrouw) en met zijn ouders. Astrid zag het buitenlandavontuur niet zo zitten. En ook vader Gerard en ome Toon hadden hun twijfels. Want wat als Jan weg zou gaan.... wie moest de administratie van het stukadoorsbedrijf dan voeren? Jan heeft toch de keuze gemaakt om in het familiebedrijf te gaan werken. ‘Eerst werkte ik een half jaar op kantoor’, blikt hij terug. Toen werd er door zijn vader en oom gezegd: ‘trek je overall maar aan en ga eerst maar eens ‘upperen’ in de bouw.’ Die opmerking viel Jan best zwaar, net als het werk overigens. Maar nu snapt hij waarom dat een goed idee was. ‘Die periode heeft ervoor gezorgd dat later niemand mij meer iets wijs kon maken. Ik wist hoe het eraan toeging op een bouwplaats. Dus ook qua hiërarchie. Ik ben nooit boven de werknemers gaan staan, maar ernaast. Zo werken wij nu nog steeds.’ Jans broer Twan besloot om een zelfstandig stukadoorsbedrijf te starten en later volgden de neven Arno en Corné ook. Daarmee werd de weg vrijgemaakt voor Jan om het bedrijf over te nemen. Ome Toon verkocht in eerste instantie zijn aandelen aan Gerard en Gerard op zijn beurt weer aan Jan.
Als Jan heel eerlijk is, waren het niet de gelukkigste jaren van zijn leven. ‘Het was roerig, heftig. Ik moest heel erg wennen. Ik kwam uit het dynamische studentenleven en keerde terug naar een dorp waar ik me nog niet thuis voelde. Ik bloeide pas echt weer op toen ik het bedrijf definitief over kon nemen. Mijn vader gaf mij vanaf het moment dat de aandelen overgedragen werden, alle vertrouwen.’
Jan nam een stukadoorsbedrijf over met een krappe dertig man in dienst. Er stond een mooi bedrijf, maar niet de organisatie die Jan voor ogen had. ‘Ik had al vrij snel in de gaten dat het een andere kant op moest’, vertelt hij. ‘Als ik op de bouw liep als uitvoerder, dacht ik: dit kan anders. Je bent als onderaannemer altijd de underdog. Je moet niet alleen een hele scherpe prijs neerleggen, maar ze proberen ook nog van alles op je te verhalen. Dat vond ik geen prettige positie.’ Jan zag daarnaast dat er veel fout ging. ‘Dat kwam omdat de afbouw volledig versnipperd werd uitbesteed. Van schilders tot glaszetters en stukadoors: het waren allemaal eilandjes. Die mannen sloegen elkaar bij wijze van spreken de hersens in, ze waren nooit tevreden over elkaars werk.’ Jan zag, zoals het een echte ondernemer betaamt, een kans. ‘Ik zag dat we meer de regie moesten gaan voeren. Dat was dé manier om die eilanden aan elkaar te verbinden, meer omzet te draaien én de kwaliteit te verhogen. Dat was een totaal nieuwe visie.’
Maar met alleen een visie kom je er niet. Er moesten stappen gezet worden. Grote stappen. Dat er begin 2000 een aantal medewerkers voor koos om als zzp’er aan de slag te gaan, bleek achteraf een geluk bij een ongeluk. Het was dé kans om met een flexibele schil te werken en jongens de mogelijkheid te geven om voor zichzelf te beginnen. ‘Ik zag in dat juist die zzp’ers mij de mogelijkheid boden om mijn droombeeld te verwezenlijken. Het werd voor mij duidelijk: heel veel mensen op de loonlijst, dat is niet de toekomst. We moesten de markt herdefiniëren.’ En er werden meer keuzes gemaakt. Zo werd er afscheid genomen van particuliere klanten.
‘Ik wilde af van de ‘eilandjes’ in de bouw’
Om de afbouwgroep daadwerkelijk te versterken en meer in de breedte te kunnen werken, nam Van den Heuvel Afbouwgroep langzaam het ene na het andere bedrijf over. ‘Dat bood allerlei voordelen. Zo nam ik eerst een buitengevelisolatiebedrijf over, waardoor onze stukadoors zowel buiten als binnen aan de slag konden. Bovendien konden veel kantoortaken gebundeld worden, het werkt veel efficiënter als je de krachten kunt bundelen.’
De visie van Jan slaat niet alleen op papier, maar ook in de praktijk aan. Het werk ‘klotste tegen de plinten’. Ze konden het haast niet aan. Daardoor liep niet alles vlekkeloos. ‘Hoewel ik had gezegd dat we de eilandjes zouden verbinden, was daar op de bouw lang niet altijd iets van te merken. Ik kreeg het signaal dat de mensen elkaar op de bouw ‘nog steeds de hersens insloegen’. Toen was mij duidelijk dat we moesten verfijnen. Er gingen nog altijd specialisten – schilders, stukadoors, tegelzetters – de bouw op. We hadden generalisten nodig, mensen die voor die verbinding konden zorgen.’
De crisis kwam dan ook bijna als een geluk bij een ongeluk, al zou Jan het nooit zo benoemen, want
er moesten helaas ook bij Van den Heuvel Afbouwgroep in die tijd medewerkers uit. Goede mensen gingen tijdens de bouwcrisis bewegen, zochten een nieuwe baan. En Van den Heuvel Afbouwgroep bood die baan. ‘Zo konden we ervoor zorgen dat we als onderaannemer een serieuze partner werden op de bouw.’ Overigens werken veel van de mensen die toen ‘binnengehaald’ werden ook nu nog voor het bedrijf. ‘Die mensen blijven omdat het bij ons goed georganiseerd is én omdat het werk afwisselend is.’
Maar zoals gezegd, ondanks dat die crisis misschien kansen bood, was het een zware periode. Ook voor Jan persoonlijk. Van den Heuvel Afbouwgroep kreeg een grote klus aangeboden in Cadzand: vakantiehuizen afbouwen. Daar moest iemand heen om de afbouw te begeleiden. Maar niemand zag het zitten, heel de week van huis. ‘Toen heb ik gezegd: als jullie het niet doen, doe ik het zelf! Dit kan ons door de crisis heen helpen.’ En dus woonde Jan 1,5 jaar lang bij een boer op de hooizolder. Die kon hij huren. In het weekend ging hij naar huis. ‘Ik had het idee opgevat om de avonden te gebruiken om te studeren, maar daar kwam niets van. Ik werkte van 7.00 tot 19.00 uur en viel daarna boven mijn bord soep in slaap. Het was echt hard werken, maar ik ben er trots op dat ik het gedaan heb. Niet alleen omdat dit ons bedrijf door een moeilijke periode heeft gesleept, ook omdat ik hier respect mee heb afgedwongen in de bouw én omdat het ons tot op de dag van vandaag nog werk oplevert op vakantieparken.’
Van den Heuvel werd steeds meer die onderaannemer die Jan graag wilde worden. Betrokken, eerlijk, open. Geen avondwerk of zwoegen op zaterdagen, maar fatsoenlijke werktijden, op tijd uitbetalen en goede afspraken. ‘Ik moet iedereen in de ogen kunnen blijven kijken. Dat is goed gelukt, ik ben er trots op dat ik nooit een rechtszaak heb hoeven voeren.’ Terwijl het bedrijf groeit, laat Jan langzaam steeds meer los. ‘Ik deed in 2015 een MBA-opleiding en moest een dag in de week vrij nemen om af te studeren. Ik had die tijd nodig om een scriptie te schrijven. Maar het bleek ook een omslagpunt, zonder mij draaide het prima verder. Ik moest andere mensen de ruimte gaan geven. Dat is zo op een natuurlijke manier gegaan. Tegenwoordig verdeel ik de tijd tussen de bouwbedrijven, handelsbedrijven en het bestuurswerk bij externe organisaties.
Je bent als onderaannemer altijd de underdog. Je moet niet alleen een hele scherpe prijs neerleggen, maar ze proberen ook nog van alles op je te verhalen. Ik dacht: dat kan anders’
Wie kijkt naar de carrière van Jan, zou het misschien niet denken, maar er was en is ook tijd voor hobby’s, veel hobby’s. Voor vrijwilligerswerk. The Royal Music Night in Deurne is een van zijn paradepaardjes. Hij zit daarnaast in tal van besturen en organisaties. Onder meer om de branche beter in de markt te zetten. Maar hij slaat ook graag een balletje op de golfbaan en speelt regelmatig piano. Je zou bijna denken dat hij méér dan 24 uur in zijn dag heeft. ‘Heb ik niet’, lacht hij. ‘Maar ik ben wel iemand zonder zitvlees. Dat heb ik ook meteen tegen Astrid gezegd toen we een relatie kregen: als je iemand zoekt die ’s avonds bij je op de bank gaat zitten, dan ben je bij mij niet aan het juiste adres. Ik vind het heel mooi hoe ze mij altijd vrij heeft gelaten en heeft gesteund.’
En... staat de volgende generatie al te popelen? ‘Ik ben daar nog helemaal niet mee bezig, ik vind mijn werk nog veel te leuk’, vertelt hij. ‘En eerlijk is eerlijk, ik gun het mijn kinderen om hun eigen pad te bewandelen. Daarnaast gun ik het mezelf om straks ook los te kunnen laten. Ik merkte dat mijn vader zich nog jaren na zijn pensionering zorgen maakte over het bedrijf. Als het slecht weer was, zei hij: ‘Het wordt snel beter hoor, dan kun je weer aan de slag’. Je komt nooit echt los van een familiebedrijf. Maar voorlopig is het nog lang niet zover. ‘Als ik hier rondloop, dan ben ik trots op wat we samen voor elkaar hebben gekregen. Het is ons gelukt om uit die underdogpositie te komen. En ik vind het mooi dat ik veel jongens de mogelijkheid heb kunnen bieden om voor zichzelf te beginnen. Daar zijn weer heel veel mooie bedrijven uit ontstaan. En dat doet mij als ondernemer alleen maar goed. Want uiteindelijk is dat wat ik in eerste instantie ben: een ondernemer. Iemand die ziet wat er anders en beter kan en daar graag naar handelt. Daar krijg ik energie van!’